zondag, augustus 31, 2014

Van woordenboekgebruiker tot woordenboekmaker


In 1976 begon ik met de studie Arabisch in Utrecht. Dat begon met het alfabet en de klanken. En woordjes leren natuurlijk want je kunt geen nieuwe taal leren zonder woorden te leren.
In de loop van het eerste jaar werd het ook nodig een woordenboek aan te schaffen. Dat werd in eerste instantie een paperback versie van Hans Wehr's woordenboek Arabisch‑Engels.
Hoewel.... Hans Wehr was een Duitse arabist die een woordenboek Arabisch‑Duits maakte, dat in de jaren 60 van de vorige eeuw door de Engelse arabist J. Milton Cowan naar het Engels werd vertaald.
Van dat woordenboek heb ik diverse paperback exemplaren versleten. Mijn laatste ingebonden exemplaar staat nog altijd in de kast, dat heeft de tand des tijds doorstaan.

In 1981 werd ik gevraagd als student‑assistent het beginnersonderwijs Marokkaans Arabisch te geven bij de vakgroep Oosterse Talen van de Universiteit Utrecht, waar ik zelf ook studeerde. Tot mijn afstuderen in 1983 heb ik dat onderwijs verzorgd. Mijn docent Roel Otten, van wie ik het Marokkaans had geleerd, was toen bezig met het samenstellen van een woordenboek Marokkaans, dat in 1983 verscheen als 'Basiswoordenboek Marokkaans Arabisch‑Nederlands', uitgegeven bij Coutinho. Het woordenboek is al vele jaren niet meer leverbaar.
Ik heb als student‑assistent Roel ondersteund in verschillende stadia van het werk. Dat was mijn eerste (bescheiden) kennismaking met de lexicografie. Eind 1983, kort voor mijn afstuderen op 30 november, verscheen dat woordenboek. Ik weet nog dat ik zeer blij verrast was dat op het titelblad stond vermeld: Roel Otten, met assistentie van Jan Hoogland.
Jaren later, toen in 1997 van mijn hand het cursusboek Marokkaans Arabisch verscheen, hebben we die constructie herhaald maar in omgekeerde volgorde: Jan Hoogland, met assistentie van Roel Otten.
Dat cursusboek was het resultaat van de eerste opdracht waarvoor ik werd aangesteld aan (toen nog) de Katholieke Universiteit Nijmegen, die inmiddels al ruim tien jaar Radboud Universiteit heet. Direct na mijn afstuderen in Utrecht kon ik aan de slag in Nijmegen voor het opzetten van onderwijs Marokkaans Arabisch in Nijmegen.

Van 1989 tot 1992 bestond in Nijmegen de Stichting Middle East Transfer. Dit was een initiatief dat was gestart door mijn beide collega's Kees Versteegh en Erik‑Jan Zürcher. Ik was vanaf de oprichting van de stichting betrokken bij het vormgeven van de doelstellingen.
Bij Middle East Transfer ging ik mij weer bezighouden met woordenboeken. In het eerste jaar zouden we een bijdrage leveren aan een meertalig woordenboek met handelsterminologie (de Servotte). Middle East Transfer zou de talen Arabisch, Perzisch en Turks aanleveren en ik coördineerde die inspanningen. Dat project is helaas niet afgerond en mijn lexicografische avonturen leken afgelopen.
Maar de directeur van Middle East Transfer, Piet van den Akker, opperde het idee om het ministerie van Onderwijs te benaderen met een voorstel voor een woordenboek Arabisch‑Nederlands/Nederlands‑Arabisch, omdat daar grote maatschappelijke behoefte aan bestond.
Hij vroeg mij een notitie te schrijven waarin ik het toen bestaande aanbod op de Nederlandse markt analyseerde om te concluderen dat de toen bestaande woordenboeken niet aan de eisen voldeden.
Tot onze blijdschap kregen wij van het ministerie de opdracht en subsidie om een uitgebreide haalbaarheidsstudie uit te voeren. Helaas was op het moment van die opdracht net de beslissing gevallen dat Middle East Transfer niet levensvatbaar was en zou worden opgeheven.
De subsidie kon toen gelukkig worden overgenomen door de vakgroep Talen en Culturen van het Midden‑Oosten (TCMO) van de universiteit, en zo kon ik toch de haalbaarheidsstudie uitvoeren.

Inmiddels had de Nederlandse overheid, in samenwerking met de Vlaamse overheid, een commissie in het leven geroepen met de naam Commissie Lexicografische Vertaalvoorzieningen (CLVV), voorgezeten door professor Willy Martin van de Vrije Universiteit. Die commissie had een budget te verdelen voor het maken van woordenboeken. Arabisch en Turks hadden de hoogste prioriteit.
Voor beide talen konden geïnteresseerde partijen inschrijven in een tenderprocedure. Voor Turks was er slechts één partij: de universiteit Leiden. Zij konden vrijwel onmiddellijk aan de slag (1994 of 1995). Voor Arabisch was er ons plan uit Nijmegen, maar er was ook een plan van de Belgische arabist Marc van Mol. Hierdoor duurde het wat langer voor de werkzaamheden konden beginnen. Uiteindelijk viel het besluit dat van Mol twee basiswoordenboeken ging maken, en Nijmegen twee 'dikke' vertaalwoordenboeken.

In 1996 had de CLVV een tweede tranche subsidie beschikbaar en in februari 1997 kon het Nijmeegse project Woordenboek Arabisch (WBA) van start met een team medewerkers die allen staan vermeld op de website van het project. Het gehele project was voorbereid door een commissie die bestond uit de beide hoogleraren Kees Versteegh (Nijmegen), Manfred Woidich (UvA) en ikzelf. Deze drie vormden ook de hoofdredactie van het woordenboek.
In oktober 2003 verschenen de twee delen in eerste druk. Het deel Nederlands‑Arabisch omvatte zo'n 1200 pagina's en Arabisch‑Nederlands 900.
Het hele proces van het maken van die woordenboeken heb ik tot in detail beschreven op een website erover: http://wba.ruhosting.nl/
Deze website is geheel in het Engels.

Die website heb ik om verschillende redenen gemaakt. Ten eerste voelde ik de behoefte het hele proces te beschrijven voor een ieder die is geïnteresseerd in de lexicografie van het Arabisch.
Ten tweede had ik tijdens de uitvoering van het project oordelen gevormd over een aantal reeds bestaande woordenboeken en de wijze van samenstelling ervan, die ik met de wereld wilde delen.
Ten derde hoopte ik dat uitgevers uit andere landen via deze website kennis zouden nemen van het project, en van de mogelijkheid de rechten van het bestand te kopen (via de CLVV) om zo met betrekkelijk geringe inspanningen ook woordenboeken Arabisch voor andere talen te produceren.
De website is inmiddels meer dan 10 jaar in de lucht en heeft zeker het beoogde effect gehad want rond 2009 nam Oxford University Press contact met mij op over het aankopen van de rechten. Hierover later meer.

In 2007 gaf uitgever Bulaaq aan dat de eerste oplage van het woordenboek op dreigde te raken en of ik dacht dat er een nieuwe druk moest komen met wijzigingen, aanvullingen etc. of dat we met een herdruk konden volstaan.
Ik heb toen aangegeven dat ik wel reden zag voor een tweede druk, maar dat ik daarvoor wel enige tijd nodig zou hebben. Ik zou hiervoor namelijk niet meer over een team redacteuren etc. kunnen beschikken maar alles zelf moeten doen.
In 2009 is de tweede druk verschenen, met uiteraard wat correcties. Hele grove fouten hadden er niet in gezeten maar kleine correcties in bijvoorbeeld de vocalisatie (het schrijven van de klinkers) waren wel nodig. Het deel Arabisch‑Nederlands is in de tweede druk met bijna 100 pagina's uitgebreid.

In die tijd meldde zich dus ook Oxford University Press. Deze gerenommeerde uitgever vond dat het tijd werd voor een nieuwe set woordenboeken Arabisch‑Engels en Engels‑Arabisch. Ik kon dat alleen maar beamen. In andere publicaties heb ik wel eens aangegeven dat ik vond dat er geen 'fatsoenlijk' woordenboek Engels‑Arabisch bestond.
OUP wilde het bestand Arabisch‑Nederlands gaan vertalen en bewerken tot een woordenboek Arabisch‑Engels. Voor Engels‑Arabisch wilde men vanaf nul beginnen door een eigen Engels bestand te voorzien van Arabische vertalingen.
Nu wilde het toeval dat mijn oud‑student Tressy Arts, die als student‑assistent aan het Nederlandse project had meegewerkt, inmiddels in Londen woonde. Ik heb OUP en Tressy met elkaar in contact gebracht en daar waren beide partijen zeer blij mee. Het vertalen van Arabisch‑Nederlands naar Arabisch‑Engels vereist namelijk redacteuren die deze drie talen op hoog niveau beheersen. Nederlandse arabisten dus, met ook een goede kennis van het Engels. Tressy was er zo één, en zij wist ook al het nodige van lexicografie.
Zij is zo hoofdredacteur van het project Arabisch van OUP geworden en heeft nog een aantal oud‑medewerkers van het Nederlandse project betrokken bij het nieuwe project.





En zo zijn we in 2014 aangekomen bij de publicatie van het woordenboek Arabisch‑Engels/Engels Arabisch waarbij het ene deel grotendeels (rond 90%) is gebaseerd op het Nijmeegse woordenboek Arabisch‑Nederlands. In een andere publicatie zal ik een vergelijking maken tussen het woordenboek Arabisch‑Nederlands en Arabisch‑Engels. Ik zal daarin ook beschrijven wat mijn inbreng is geweest in het Engelse project.
 


Ik begon deze persoonlijke geschiedenis met vermelding van het woordenboek van Hans Wehr dat oorspronkelijk een Arabisch‑Duits woordenboek was, dat vervolgens in het Engels is vertaald.
Nu, ongeveer 50 jaar later, zien we dat de geschiedenis zich herhaalt. Een Arabisch‑Nederlands woordenboek is nu de basis voor een nieuw Arabisch‑Engels woordenboek, waarbij de inbreng van de Nederlandse arabisten zeer groot en onmisbaar was.
De vraag werpt zich dan bij mij op: hoe is het mogelijk dat in die grote Angelsaksische wereld met arabisten van grote naam niemand de uitdaging heeft willen of kunnen aangaan om een woordenboek samen te stellen?
Het is een vraag waar ik vooralsnog het antwoord niet op weet, ik kan er alleen over speculeren:
‑ Heeft het te maken met gebrek aan commerciële belangstelling bij uitgevers?
‑ Kijkt men neer op het maken van een woordenboek?
‑ Zit iedereen te wachten tot een ander het gaat doen?
‑ Denkt men dat het onbegonnen werk is?
‑ Is men niet in staat geweest een team van geschikte mensen bij elkaar te brengen?
‑ Is gewoon niemand op het idee gekomen?

Link naar de website van Oxford University Press: http://www.oxforddictionaries.com/arabic/