zaterdag, juli 18, 2009

Water, irrigatie en erosie

Ik heb zojuist een leerzaam weekje gehad. Ik was met drie wetenschappers van de universiteit van Wageningen op stap in Marokko. Doel van hun bezoek was het voorbereiden van een studiereis met hun studenten in oktober van dit jaar.
Een paar jaar geleden was ik op een congres over water in Marokko een docent van Wageningen tegengekomen, die me vertelde dat ze al vele jaren met hun studenten naar Tunesië op studiereis gingen.
"Waarom kom je niet een keer naar Marokko" zei ik toen. En ik deed hem ook een aanbod: "Dan neem ik een week de tijd om jullie overal te introduceren zodat jullie een programma voor die reis kunnen voorbereiden". Ik had inmiddels begrepen dat de reis de volgende aspecten zou moeten omvatten: irrigatie, erosie(bestrijding), integraal waterbeheer. Dat zijn drie aparte specialisaties in Wageningen.

Ik deed ook nog een voorstel voor een datum voor die voorbereidingsreis: eind april. Dan is het namelijk voorjaar en lekker weer. Dat ging helaas niet lukken. De dame en heren waren toen nog te druk met onderwijs etc. Ze kwamen met een nieuw voorstel: half juli. Ai, dat was even slikken. Dat zou betekenen dat we in het heetste deel van de zomer naar het zuiden van Marokko zouden gaan. Maar goed, wie A zegt moet ook B zeggen, dus ik zei "kom maar".
Die reis heeft dus afgelopen week plaatsgevonden. Van maandag t/m vrijdag hebben we een groot aantal deskundigen gesproken, een heleboel instanties bezocht, en ook nog flink wat kilometers gereden.
Maar het leukste aspect is toch dat ik er veel van heb geleerd. Dat verwachtte ik al, en daar had ik me ook op verheugd.


Het voert te ver hier alles op te sommen wat ik heb geleerd, maar ik geeft voor de aardigheid toch een paar punten weer:
Wat ik mij nooit had gerealiseerd: stuwmeren kunnen vol slibben met sedimenten. Daardoor neemt de opslagcapaciteit van het meer af en op de lange termijn is het stuwmeer nauwelijks nog te gebruiken.
Wat moet je dus doen? Stroomopwaarts al maatregelen nemen om te zorgen dat er zo weinig mogelijk aarde, zand, stenen etc. op de bodem van het meer terecht komen.
"Kun je dat niet uitbaggeren dan?" vroeg ik met mijn Hollandse nuchterheid. Maar daarvoor zijn de hoeveelheden veel te groot. Een meer van 200 miljoen kubieke meter water is voor een kwart dicht geslibt. Dat is dus 50 miljoen kubieke meter sediment (zand, grind, stenen etc.). Als een (grote) vrachtwagen 25 kuub kan meenemen zijn dat dus twee miljoen vrachtwagens. Dat is inderdaad een beetje erg veel.
Volgens een van mijn gasten wacht Marokko vooral af, of er misschien nieuwe technieken beschikbaar komen om dit probleem op te lossen.

Het nemen van maatregelen tegen erosie is daarom heel belangrijk. Maar een van de conclusies na een weekje toeren door Marokko is dat er in Marokko nog maar op zeer beperkte schaal aan erosiebestrijding, of beter nog voorkoming, wordt gewerkt. Volgens de Wageningse deskundige is Marokko daarin nog lang niet zover als Tunesië, waar veel meer wordt gedaan aan dit probleem.


In sommige 'schraal begroeide' gebieden wonen te veel mensen. Er is uitsluitend 'marginale' landbouw op heel kleine akkertjes, die vaak op steile hellingen te vinden zijn. Het bestaan is er nogal hard en men kan er nauwelijks voldoende verbouwen om van te leven met een gezin. Zulke gebieden worden vaak 'kunstmatig' in leven gehouden door migratie: bewoners die zijn weggetrokken om elders (bijv. in Nederland) te gaan werken en die geld overmaken naar de achterblijvers. Met dat geld kan zo'n gebied toch nog een bepaald aantal mensen herbergen. Dat is dan ook een reden dat de Marokkaanse overheid er zo op is gebrand die stroom van overmakingen uit het buitenland niet te laten opdrogen.
Er is nog een andere oplossing: met steun van de Europese Unie wordt een gebied ter grootte van de drie noordelijke provincies van Nederland beschermd met allerlei maatregelen tegen erosie. Terrassen op de hellingen, hekwerken die de afstroming van stenen en grond moeten tegenhouden, complete dammetjes of juist geulen die het water in een bepaalde richting moeten leiden zodat niet halve akkertjes wegspoelen. Maar dat kost natuurlijk wel een flinke duit. En als je dat per inwoner gaat berekenen is dat wel erg duur.
Dus weet de technicus uit Wageningen ook nog wel een andere oplossing: Weg hier met al die mensen. Laat het gebied bebossen en laat er geen schapen en geiten meer toe die de boel kaalvreten. Op die manier wordt het een gebied waar je water kunt gaan 'oogsten'. Als alles goed begroeid is wordt het water opgenomen in de bodem en zal het heel langzaam in de bodem zakken en ergens weer aan de oppervlakte komen, in een bron of een rivier.
Maar er kleven natuurlijk ook flinke bezwaren aan zo'n oplossing, en dat realiseert de 'techneut' zich ook wel. De mensen leven daar al vele eeuwen in stamverband en voelen zich verbonden met het gebied, ze ontlenen er voor een belangrijk deel hun identiteit aan. Ze zijn Berbers van de Ait Mguild stam en ze spreken het Berberdialect uit dat gebied. Dat kun je niet zomaar ongedaan maken.
Ach, zegt de techneut dan, in China maken ze stuwmeren waarvoor miljoenen mensen moeten worden verplaatst, waarom hier niet die tienduizend mensen verplaatsen die hier naar schatting wonen?

In Ain Leuh, een klein stadje in de Midden‑Atlas bezochten we een bron die door zo'n zeventig boeren wordt gebruikt om hun akkers en boomgaarden mee te bevloeien. Een vertegenwoordiger van de gebruikers (zelf docent Arabische op een middelbare school) heeft ons verteld hoe ze het bestuursysteem voor het gebruik van die bronnen hebben hervormd de afgelopen jaren. Het traditionele systeem met een aangestelde functionaris (amghar in het Berbers, sheikh in het Arabisch) was door corruptie en vriendjespolitiek niet meer in staat een eerlijke verdeling van het water te garanderen. Met een kleine 'revolutie' van binnenuit hebben ze dat systeem hervormd. Het bleek niet haalbaar de amghar te wippen, maar er is nu een nieuw reglement dat door hem moet worden uitgevoerd.

Dat zijn zo een paar lessen die ik afgelopen week heb geleerd. Maar dat was natuurlijk niet het doel van de reis. Doel was dus het opstellen van een programma voor de studiereis van de Wageningse studenten. Dat is in elk geval prima gelukt. Laat die studenten maar komen, er valt voldoende voor hen te zien hier.

Via mijn facebook‑pagina wist ook een bevriende journaliste van de Wereldomroep van mijn reis van afgelopen week. Ze werkt voor de Arabische afdeling van die omroep, en wilde er graag aandacht aan besteden. Dus heeft ze ter plekke een telefonisch interview (in het Arabisch) afgenomen.

zaterdag, juli 04, 2009

Hippe plek in Rabat

We hebben als NIMAR in Rabat diverse grote broers. Het Frans Instituut (Institut français) en ook het Duitse Goethe Institut.
Het Goethe heeft op de benedenverdieping een restaurant, met een echte Duitse naam: de Weimar.
Het is duidelijk verpacht aan een uitbater, maar die heeft het dan ook weten te ontwikkelen tot één van de places to be in Rabat. Het zit altijd vol.

Er is tapbier, kom daar maar eens om in Rabat. Er zijn niet veel plaatsen waar je dat hebt. En het personeel is uitstekend getraind in het oppikken van non-verbale bestellingen. Twee vingers in de lucht betekent twee verse tapbiertjes voor deze tafel.
En ze hebben hun onvolprezen 'menu du malin' bestaand uit een groot bord met daarop een halve grote pizza en een halve goed vullende salade. Op zijn Marokkaans wordt deze half-om-half schotel besteld als 'ness ness' (half half). De combinatie van pizza en salade kun je zelf samenstellen. Er zijn toch al gauw 20 pizza's en een vijftiental salades, dus het aantal mogelijke combinaties is ongeveer genoeg om een jaar lang elke dag iets anders te eten.

Zo niet Kees, die er misschien wel bijna dagelijks eet. Die neemt bijna altijd dezelfde combinatie (pizza Lorelei - salade Fraicheur). En als hij, geïnspireerd door mijn variatiedrift, ook eens wat anders bestelt, kijkt serveerster Ibtissam (dat betekent: "glimlach") met gefronste wenkbrauwen want de zekerheid van haar bestaan lijkt haast weg te vallen.
Dat Kees er zo vaak komt is overigens niet verwonderlijk want het Goethe-instituut is zo ongeveer zijn achterbuurman.

Het publiek in de Weimar bestaat voor een klein deel uit buitenlanders, en dus voor het grootste deel uit Marokkanen. Dat zijn dan wel moderne bewoners van de hoofdstad natuurlijk. Ze behoren tot de intelligentsia, de culturele scene etc. Er zitten vrouwen die roken en ook een glas bier of wijn drinken. Maar dat zijn niet de vrouwen die je tegenkomt in de bars van de duurdere hotels. Die dames zijn daar om te werken. In de Weimar komt niemand om te werken, je komt er voor het eten en de gezelligheid.

En alweer apen

Twee weken geleden gingen we een weekend naar de Cascades (watervallen) d'Ouzoud.
En ook daar weer apen.
De foto's zijn te leuk om niet te laten zien.

































De Cascades d'Ouzoud liggen dichtbij Beni Mellal in een gebied dat de grens vormt tussen de Midden-Atlas en de Hoge Atlas.
Ouzoud is een dorpje dat bekend is geworden vanwege deze watervallen. Deze rivier voegt zich even verderop bij een andere rivier die uit het grote stuwmeer Binelouidane (dat betkent: "tussen de twee rivieren") komt.
Vanaf hier is het nog een uurtje of twee naar Marrakech, of één uur naar Beni Mellal.
De watervallen vormen een bezienswaardigheid, maar ook de apen die er leven. Het is een vrij kleine populatie en ze zijn heel erg tam. Veel tammer dan de apen in de Midden-Atlas die toch altijd wel enige afstand houden.
Josine werd van achteren besprongen door een jonge aap toen ze gehurkt zat te fotograferen.
Een aap probeerde haar rugzak open te ritsen en een andere trok een plastic zak uit mijn handen.