Van 13 tot 17 januari was ik in Cairo om daar het 40-jarig bestaan van ons zusterinstituut het NVIC (Nederlands Vlaams Instituut Cairo) bij te wonen. En het was tevens de gelegenheid om officieel het geheel gerenoveerde instituutspand te heropenen.
De collega’s hadden een voldoende interessant programma opgesteld om iets van het bezoek op te steken, en de gastenlijst vermeldde voldoende interessante personen om te netwerken.
Ik reisde naar Cairo met nog twee collega’s van het NIMAR. Onze beide docenten Choumissa en Yelins zijn voor twee weken in Cairo gebleven omdat het NVIC ook nog een cursus ‘Teaching Arabic as a Foreign Language’ (TAFL) heeft georganiseerd.
Het instituut is, onder leiding van een zeer vakkundig team van de Leidse universiteit (de beheerder van het NVIC), grondig en prachtig gerenoveerd. Aangezien dit mijn derde bezoek aan het NVIC was, kan ik dat uit eigen ervaring melden want ik ken dus ook de oude situatie. Net als bij mijn bezoek aan de zusterinstituten in Florence en Rome kreeg ik hier wel een beetje last van het Calimero-effect (“Zij zijn groot en ik is klein”). Maar het NIMAR is nog maar een kleuter van vijf jaar oud, terwijl het NVIC dus al 40 jaar bestaat en ‘Rome’ al meer dan 100 jaar.
Op de eerste dag waren er sprekers die allen het belang van internationalisering en de rol van de instituten daarin benadrukten. Daar hoef je mij, als oprichter van zo’n instituut, natuurlijk niet van te overtuigen. Maar zulke ontmoetingen geven toch altijd weer nieuwe inspiratie.
De tweede dag hebben we gebruikt om met vertegenwoordigers van de opleidingen Arabisch uit Nederland te praten. Voor zowel het NVIC als het NIMAR is het semester Arabisch voor studenten uit Nederland ‘core business’. Na die vergadering werden we bijgepraat door een topambtenaar van het Nederlandse ministerie van OCW over voor de instituten relevante ontwikkelingen.
Vervolgens hebben we een bezoek gebracht aan een historisch pand in oud Cairo waarin een openbare fontein en Koranschool zijn gevestigd. Dat pand is met steun van de Nederlandse ambassade in Cairo en het NVIC gerestaureerd. Het pand illustreert de historische relaties met Nederland want in de hal zijn vele tegeltjes aangebracht die in Delfts blauw allerlei Nederlandse taferelen afbeelden. Omdat dit dus een voorbeeld is van gezamenlijk Nederlands Egyptisch erfgoed, is het gekozen als cultureel project.
Op de derde dag hebben we een opgravingsproject in Saqqara bezocht want naast arabistiek is egyptologie (archeologie in Egypte) ook een belangrijk werkterrein voor het NVIC. Daar zit een belangrijk verschil tussen het NVIC en het NIMAR want archeologen zijn bij ons nog niet eerder langs gekomen. Anderzijds doet het NIMAR veel voor studenten en onderzoekers sociale wetenschappen en voor het Nederlandse HBO, allebei werkterreinen waar het NVIC (nog?) niet zeer actief is.
De collega’s hadden een voldoende interessant programma opgesteld om iets van het bezoek op te steken, en de gastenlijst vermeldde voldoende interessante personen om te netwerken.
Ik reisde naar Cairo met nog twee collega’s van het NIMAR. Onze beide docenten Choumissa en Yelins zijn voor twee weken in Cairo gebleven omdat het NVIC ook nog een cursus ‘Teaching Arabic as a Foreign Language’ (TAFL) heeft georganiseerd.
Het instituut is, onder leiding van een zeer vakkundig team van de Leidse universiteit (de beheerder van het NVIC), grondig en prachtig gerenoveerd. Aangezien dit mijn derde bezoek aan het NVIC was, kan ik dat uit eigen ervaring melden want ik ken dus ook de oude situatie. Net als bij mijn bezoek aan de zusterinstituten in Florence en Rome kreeg ik hier wel een beetje last van het Calimero-effect (“Zij zijn groot en ik is klein”). Maar het NIMAR is nog maar een kleuter van vijf jaar oud, terwijl het NVIC dus al 40 jaar bestaat en ‘Rome’ al meer dan 100 jaar.
Op de eerste dag waren er sprekers die allen het belang van internationalisering en de rol van de instituten daarin benadrukten. Daar hoef je mij, als oprichter van zo’n instituut, natuurlijk niet van te overtuigen. Maar zulke ontmoetingen geven toch altijd weer nieuwe inspiratie.
De tweede dag hebben we gebruikt om met vertegenwoordigers van de opleidingen Arabisch uit Nederland te praten. Voor zowel het NVIC als het NIMAR is het semester Arabisch voor studenten uit Nederland ‘core business’. Na die vergadering werden we bijgepraat door een topambtenaar van het Nederlandse ministerie van OCW over voor de instituten relevante ontwikkelingen.
Vervolgens hebben we een bezoek gebracht aan een historisch pand in oud Cairo waarin een openbare fontein en Koranschool zijn gevestigd. Dat pand is met steun van de Nederlandse ambassade in Cairo en het NVIC gerestaureerd. Het pand illustreert de historische relaties met Nederland want in de hal zijn vele tegeltjes aangebracht die in Delfts blauw allerlei Nederlandse taferelen afbeelden. Omdat dit dus een voorbeeld is van gezamenlijk Nederlands Egyptisch erfgoed, is het gekozen als cultureel project.
Op de derde dag hebben we een opgravingsproject in Saqqara bezocht want naast arabistiek is egyptologie (archeologie in Egypte) ook een belangrijk werkterrein voor het NVIC. Daar zit een belangrijk verschil tussen het NVIC en het NIMAR want archeologen zijn bij ons nog niet eerder langs gekomen. Anderzijds doet het NIMAR veel voor studenten en onderzoekers sociale wetenschappen en voor het Nederlandse HBO, allebei werkterreinen waar het NVIC (nog?) niet zeer actief is.
Het netwerken is bij dit soort bijeenkomsten ook zeer belangrijk. Ten eerste met bekenden natuurlijk, zoals de arabisten van de Nederlandse universiteiten. En uiteraard de collega’s van de andere instituten die ook aanwezig waren (van de instituten in Rome, st. Petersburg, Amman, Beiroet). Verder was er een delegatie van het ministerie van OCW, de financier van het NIMAR. Met een Vlaamse universiteit zijn contacten gelegd voor een grotere Vlaamse betrokkenheid bij het NIMAR. Gezien de uitstekende ervaringen bij het NVIC zou een Vlaamse betrokkenheid bij het NIMAR een verrijking kunnen zijn. Verder sprak ik o.a. nog met een vertegenwoordiger van het NUFFIC en van Buitenlandse Zaken.
Het moet voor de collega’s van het NVIC een hele onderneming zijn geweest om zo’n drie dagen durend programma op te stellen, maar ze kunnen nu terugkijken op een zeer geslaagd evenement. Het was nuttig, leerzaam en prettig. En aangezien het programma zich voltrok op zaterdag, zondag en maandag hoefde het ook niet te veel werkdagen te kosten.
Gelukkig heeft de veiligheidssituatie in Cairo geen roet in het eten gegooid. Het was er, voor zover wij konden waarnemen, rustig deze dagen. We zijn met de bus wel over het beroemde Tahrirplein gekomen, en er waren nog altijd wat tentjes en demonstranten aanwezig. De collega’s vragen zich wel af wat er op 25 januari zal gebeuren. Dan is het een jaar geleden dat de protestbeweging in Cairo begon en velen zijn van mening dat er sindsdien nog onvoldoende veranderd is.
Op het NIMAR hopen we, zowel voor de collega’s op het NVIC als voor onszelf, dat het onderwijsprogramma voor de studenten Arabisch in februari in Cairo gewoon kan starten. Vorig jaar was dat namelijk niet het geval: vanwege de veiligheidssituatie moest het programma geannuleerd worden en kwam een deel van de gedupeerde studenten alsnog naar Rabat. Wij wilden die studenten niet in de kou laten staan maar het is voor de staf van het NIMAR wel een flinke extra inspanning geweest.
(met excuses voor de plaatsing van de foto's. Blogspot is op dat punt niet erg meewerkend).
(met excuses voor de plaatsing van de foto's. Blogspot is op dat punt niet erg meewerkend).