zondag, september 28, 2014

NIMAR is nodig voor internationaliseringsplannen minister Bussemaker

De visie van minister Bussemaker op internationalisering van het Nederlandse hoger onderwijs blijkt gebaseerd op een aantal uitgangspunten waarop ook het NIMAR is gebaseerd.

Minister Bussemaker van OCW heeft recentelijk haar visie op internationalisering wereldkundig gemaakt. En de minister is nog altijd van plan het NIMAR te sluiten in 2015.
Die twee voornemens van de minister stroken niet met elkaar. In april schreef ik al op mijn blog: Minister Bussemaker gooit haar eigen glazen in.
Mijn betoog was toen (en nog steeds) dat het niet verstandig is van de minister om het NIMAR te sluiten als zij wil dat meer studenten in het buitenland gaan studeren.

Deze zomer kwam de visie van de minister op internationalisering naar buiten, en in het laatste nummer van Transfer mag de minister haar visie toelichten.

Nu wil het toeval dat ik in hetzelfde nummer van Transfer de opiniepagina mocht vullen met een pleidooi om het NIMAR open te houden. (klik op de verkleinde pagina in de rechter kolom).
Mijn betoog is kortgezegd: Marokko is te belangrijk voor Nederland om de brug tussen beide landen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek af te breken.



Maar ik kon in dit opiniestuk nog niet reageren op wat de minister had gezegd. Die reactie plaats ik daarom hier.

Met haar uitspraken bepleit de minister bijna zelf dat het NIMAR moet blijven, zeker als de minister zou weten wat het NIMAR allemaal doet. En dat zou ze kunnen weten want het NIMAR stuurt braaf jaarlijks een jaarverslag naar het ministerie.

De minister stelt dat zij Nederlandse studenten wil stimuleren de grens over te gaan.  En even verderop stelt zij dat het wel de bedoeling is dat de student tijdens zijn buitenlandverblijf echt iets leert en dat het belangrijk is om structurele contacten aan te gaan op faculteits- of instellingsniveau.

Het NIMAR voldoet sinds 2007 aan al deze wensen van de minister. Wij ontvangen tientallen studenten per jaar voor een complete minor van een heel semester en nog eens tientallen die voor een kortere periode blijven of die een stage in Marokko komen doen. Studenten die op het NIMAR onderwijs volgen, komen voor een semester en gaan terug met 30 ECTS erbij op hun lijst. Ze hebben dus zeker “iets” geleerd (Arabisch of Sociale Wetenschappen) en daarnaast onmisbare internationale en interculturele ervaring opgedaan, bijvoorbeeld door tijdens hun studieverblijf in Rabat bij een gastgezin te verblijven. De garantie dat zij “echt iets” leren bestaat o.a. uit het feit dat Nederlandse universitaire docenten bij onze programma’s betrokken zijn. Uit dit laatste gegeven, en het feit dat de studiepunten van het NIMAR worden erkend, blijkt dat ook aan die wens van de minister is voldaan: het NIMAR heeft afspraken met vrijwel alle Nederlandse universiteiten en een aantal hogescholen zodat hun studenten onderwijs bij het NIMAR kunnen volgen en bij terugkomst de studiepunten op hun lijst krijgen bijgeschreven (als ze de toetsing met goed gevolg hebben afgelegd uiteraard).

De minister stelt verderop in het interview: “Je moet vanuit de inhoud kijken wat een opleiding nodig heeft”.
Dat is precies wat het NIMAR al sinds 2007 doet met zijn programma Arabisch. De Nederlandse universitaire opleidingen Arabisch en één HBO-opleiding zien hun studenten graag voor minstens één semester naar een Arabisch land gaan om daar onderwijs te volgen en ervaring op te doen. Het NIMAR verzorgt dit aanbod al sinds 2007, naast soortgelijk aanbod door onze collega’s van het Nederlands Vlaams Instituut Cairo (NVIC). Echter, door de onrust in het Midden-Oosten hebben onze Egyptische collega’s in 2011 en 2014 geen studenten kunnen ontvangen, waardoor de minor Arabisch in Rabat de enige beschikbare mogelijkheid was voor studenten Arabisch.
We weten niet hoe de situatie zich verder zal ontwikkelen in Egypte of in Marokko, maar als de actuele ontwikkelingen van de laatste jaren één ding duidelijk hebben gemaakt, dan is het wel dat Nederland behoefte heeft aan deskundigen op het gebied van Arabisch, Islam, Midden-Oosten, Marokko etc. etc. Deze deskundigen zijn nodig bij de overheid (o.a. Buitenlandse Zaken, Defensie AIVD, NCTB), de media, in het hoger onderwijs, de politiek etc. Je kunt geen islam- of Midden-Oostendeskundige worden zonder in het gebied te verblijven tijdens je studie. En daarvoor zijn voorzieningen nodig. In Egypte en Marokko hebben we die voorzieningen en ze functioneren goed. Houd dat in stand want Nederland heeft het nodig!
Het programma Social Studies of Morocco is opgesteld in overleg met docenten van Nederlandse universiteiten en er wordt jaarlijks een docent van een Nederlandse universiteit ingevlogen om een onderdeel van het programma te verzorgen en de studenten te begeleiden bij het maken van een onderzoeksplan. Dat is ook nog eens winst voor die docent want die kan in de resterende tijd eigen onderzoek doen en zijn netwerk in Marokko uitbreiden.
De onderwijsprogramma’s die het NIMAR aanbiedt kunnen niet aan Marokkaanse universiteiten worden gevolgd. Ten eerste bestaan deze programma’s niet. En is er een groot taalprobleem: het universitaire onderwijs is in het Frans of in het Arabisch, en dat kunnen Nederlandse studenten niet volgen. Qua niveau en werkwijze sluit het Marokkaanse universitaire onderwijs niet aan op het Nederlandse en de indeling van het studiejaar loopt ook niet parallel met die in Nederland.
Studenten die een minor volgen op het NIMAR lopen een minimale kans op studievertraging en hebben de zekerheid dat de behaalde punten in Nederland worden erkend.

Zeer opmerkelijk is verder dat de minister in haar visie nergens melding maakt van een reeds vele jaren bestaand internationaliseringsinstrument, de zogenaamde Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland (NWIB’s, gevestigd in Rome, Florence, St. Petersburg, Athene, Cairo). Deze instituten vallen onder de zogenaamde ‘brede universiteiten’ en voldoen dus aan de wens van de minister dat ze zijn ingebed op faculteits- of instellingsniveau. Deze instituten zijn jaarlijks goed voor vele honderden studenten die vele duizenden studiepunten ‘over de grens’ behalen en er is een schat aan internationaliseringservaring aanwezig op deze instituten. De minister mist een gouden kans als deze ervaring niet wordt ingezet.

Een centrale gedachte van de minister is dat zij wil dat er zogenaamde ‘competente rebellen’ worden opgeleid en dat je studenten moet opleiden in vaardigheden voor de 21e eeuw. Studenten die een half jaar naar Marokko gaan, vallen in deze categorie. Het zijn studenten die voor een half jaar uit hun comfort zone stappen om in een geheel ander land en samenleving te gaan functioneren, waar vele vanzelfsprekendheden uit Nederland afwezig zijn. Oud-studenten van het NIMAR hebben aangegeven dat hun verblijf in Marokko hen veranderd heeft, inzichten heeft gegeven omtrent  hun identiteit en loyaliteit of hun netwerk heeft versterkt. (Zie onze website waar oud-studenten reacties hebben geplaatst op de voorgenomen sluiting van het NIMAR).

Conclusie:
Het NIMAR is een effectief instrument om de internationaliseringsvisie van minister Bussemaker in de praktijk uit te voeren. Het NIMAR doet dit al sinds de opening in 2006. Sluiting van het NIMAR is daarom onverstandig, zeker in de huidige tijd waarin de Arabische wereld in vuur en vlam staat en deskundigheid hierover steeds harder nodig zal zijn.





Teken de petitie: het NIMAR moet blijven!