woensdag, januari 30, 2013

Irrigatie

Teken de petitie: het NIMAR moet blijven!
 
 

In juli 2009 maakte ik met drie docenten van de Universiteit van Wageningen (WUR) een tripje door Marokko, om samen met hen een traject voor een studiereis uit te stippelen.

Die studiereis was voor studenten irrigatie en erosie (International land and water management).
Ik heb daar toen al over geschreven op mijn blog (juli 2009).
Dat tripje was voor mij ook heel leerzaam. Ik had drie privédocenten bij me, die me alles vertelden.

 
Deze week komt de WUR voor de vierde keer met een groep studenten om die studiereis te maken.
Maar dat is niet het enige resultaat van die week in 2009. Een van de drie docenten, Saskia is inmiddels begonnen met een promotie-onderzoek in Marokko. In de Saiss vlakte tussen Fes en Meknes doet ze onderzoek naar irrigatie en de invoering van moderne druppelirrigatie in het gebied. Ze doet dat samen met haar collega Lisa. Saskia kijkt naar de technische aspecten, Lisa meer naar de maatschappelijke kanten (verandering in gender relaties bijvoorbeeld).
 
 
Saskia zegt expliciet dat ze door mij naar Marokko is gekomen, in 2009, en nu weer voor haar onderzoek. Dat is natuurlijk een leuk compliment, maar het is ook gewoon mijn werk als NIMAR-directeur: wetenschappers interesseren om voor hun onderzoek of onderwijs naar Marokko te komen.
 







Ik ben vorige week een dag naar Saskia toe gegaan om een indruk te krijgen van wat zij in dat gebied doet. Ik houd graag een beetje voeling met wat de onderzoekers in Marokko doen, en ik leer er ook altijd weer wat van.
Zo was dit bezoek dus fase twee in mijn opleiding tot irrigatiedeskundige.
We zijn vanaf de bron (waar water uit de Midden Atlas aan de oppervlatke komt) een aantal kilometers langs een irrigatiekanaal gelopen en gereden, om te kijken wat er zoal met dat water gebeurt. Irrigeren dus vooral. Maar er wordt ook gewassen in dat kanaal, en er wordt ook water afgetapt voor andere doelen.

 
Er is nog maar een beperkt aantal boeren die druppelirrigatie gebruiken. Die overgang wordt door de Marokkaanse overheid gestimuleerd en gesubsidieerd, maar het vereist tijd om de mensen te overtuigen van de voordelen, en om de traditionele methodes los te laten.
Het zijn vooral boeren die zo mogelijkheden zien om hoger gelegen grond te irrigeren. Met de dunne leidingen van de druppelirrigatie is het mogelijk het water omhoog te pompen.

 
Verder heerst er een ingewikkeld stelsel voor de verdeling van het water. Dat laat zich niet eenvoudig uitleggen.
Er wordt een flink deel van het water (60%) direct bij de bron afgetapt en naar de (grote) stad Meknes geleid.
De rest van het water gaat door een betonnen kanaal, dat nog door de Franse koloniale overheerser is aangelegd in de jaren veertig van de vorige eeuw.
De boeren krijgen allemaal gedurende een nauwkeurig bepaald aantal uren water uit het kanaal via een ingenieus systeem van 'verdeelpunten' met zijkanalen, schuifdeurtjes etc. Het aantal uren dat ze recht op water hebben is een 'commodity' die ook verhandeld of verhuurd kan worden. Je kunt dus extra waterrechten huren of kopen.

Boeren die zich nieuw vestigen investeren vaak in een pomp die grondwater oppompt (van 120 meter diepte!) en in druppelirrigatie. Zo hoeven ze zich niet in dat ingewikkelde systeem in te kopen. Nieuwe grond komt o.a. vrij door het stenenvrij maken van percelen. De overheid subsidieert dit. Dat is geen geringe klus want sommige percelen bevatten echt veel hele grote stenen of zelfs hele of halve rotsblokken.
Een nieuwe trend is ook dat boeren een reservoir graven, om zo water te kunnen opslaan om later te kunnen gebruiken.

En met die verschillende middelen kunnen ze dus verschillende strategieën hanteren om zo weinig mogelijk afhankelijk te zijn van hemelwater, water uit het irrigatiekanaal etc.
Dat is een kleine samenvatting van wat ik afgelopen donderdag weer heb geleerd. Dank Saskia, veel succes met je onderzoek en we zien elkaar in november in Wageningen en volgend jaar weer in Rabat of in Meknes.


dinsdag, januari 22, 2013

Praatje met de Marokkaanse minister

Ik ging met een groep studenten van het programma Morocco Express van de UvA mee naar het parlement voor een kennismakingsbezoek.

We gaan vaker met een groep studenten naar het parlement als onderdeel van hun kennismaking met Marokko.

Deze keer hadden we geluk, want we liepen Lahçen Daoudi tegen het lijf, de minister van Hoger Onderwijs. Hij was net klaar met zijn deel van het wekelijkse vragenuurtje op maandagmiddag.

De minister nam een paar minuten de tijd om met ons te praten.

Hij zou graag zien dat een Nederlandse universiteit zich in Marokko zou vestigen. Helaas, dat zit er nog even niet in want staatssecretaris Zijlstra heeft de Nederlandse universiteiten en hogescholen voorlopig verboden vestigingen in het buitenland te openen.



Verder had de minister een paar weetjes voor ons: Marokko kent de oudste universiteit ter wereld, de Qarawiyine universiteit in Fes. En deze universiteit is gesticht door een vrouw.

De eerste Paus zou in Fes gestudeerd hebben, en de allereerste promotie tot doctor vond in 1207 in Fes plaats. De originele akte daarvan is in de Marokkaanse archieven aanwezig.

Tenslotte dacht de minister dat Nederland Marokko ook nog wat kan leren op het gebied van het gebruik van de fiets.

In het parlement werden tijdens onze aanwezigheid de ministers van Gezondheid van van Landbouw door de parlementsleden ondervraagd. Het ging over o.a. TBC, olijfolie en druppelirrigatie.

De TV-beelden uit het Marokkaanse parlement ken ik al vele jaren, en het parlementsgebouw aan de Boulevard Mohammed V in Rabat ben ik al vele keren voorbij gelopen, dus was het wel aardig nu een keer binnen te zijn.