Zoals ik al schreef was het druk met Nederlanders in Marrakech de afgelopen dagen. Nu, donderdag 17 november, zijn ze bijna allemaal weer vertrokken. Van ‘hoog’ naar ‘laag’ een opsomming van de Nederlandse passanten:
- pins Willem Alexander en prinses Máxima
- de staatssecretarissen Medy van der Laan van Cultuur en Atzo Nicolaï van Buitenlandse Zaken
- diplomaten van de Nederlandse ambassade in Rabat en de Nederlandse honorair consul
- het bestuur van de Stichting Marokko-Nederland 400 jaar
- deelnemers aan het wetenschappelijk congres over water in Nederland en in Marokko (daar hoorde ik ook bij)
- leden en gevolg van de muziekgroep Fra Fra Sound, die hebben opgetreden in Marrakech, bijgewoond door o.a. de prins en prinses en staatssecretaris Nicolaï
- Nederlandse kunstenaars van wie werk (moderne kunst) is tentoongesteld op twee zeer historische locaties in Marrakech
- een groep jongeren uit Nederland, bij elkaar gezocht en begeleid door mensen van Forum
- veel leden van de schrijvende en filmende pers
- leden van de Nederlandse kolonie in Marrakech (slechts enkele personen)
- anderen die ik misschien nog vergeten ben.
Persoonlijk heb ik alleen het ‘watercongres’ meegemaakt en het concert van Fra Fra Sound en een paar recepties ter gelegenheid van al deze activiteiten.
Mij was het vooral te doen om de gesprekken in de wandelgangen (waarover later meer). Als taalkundige weet ik natuurlijk niet veel meer van water dan elke gemiddelde Nederlander. Er waren wel enkele bijdragen over water in de taal of in de literatuur, maar het overgrote deel van de lezingen ging over de technische aspecten van water. Ten eerste natuurlijk watermanagement. Het is evident dat Marokko en Nederland hier eigenlijk tegenpolen zijn. Waar wij in Nederland moeten proberen het water zo snel mogelijk in zee te lozen, proberen de Marokkanen met man en macht het water binnen te houden en juist niet in zee terecht te laten komen. De technici zien hier in elk geval mogelijkheden tot uitwisseling van kennis. Kortom, ik heb toch van alles geleerd over water. Zo stond ik ’s ochtends onder de douche me af te vragen of al die toeristen in Marrakech met hun douches, baden en zwembaden niet een onevenredig groot deel gebruiken van het toch schaarse drinkwater (dat overigens nogal chlorig smaakt en dus nauwelijks gedronken wordt door de toeristen). Nog dezelfde dag werd deze vraag door een van de collega’s met een onomwonden ‘ja’ beantwoord. De toeristen in de vele vier- en vijfsterrenhotels gebruiken inderdaad heel erg veel water. En er wordt in Marokko nauwelijks gedaan aan rioolwaterzuivering. Het meeste rioolwater gaat zo de rivieren of de zee in. Een klein beetje wordt gezuiverd, en dan soms gebruikt voor irrigatie. Dat lijkt zo voor de hand te liggen in een land waar het water zo schaars is. Maar gezuiverd rioolwater mag niet gebruikt worden voor landbouwgewassen die op de markt verkocht zullen worden. “Waar dan wel voor?” vraag ik me dan af.
Op dinsdagmiddag was er als afsluiting een ‘table ronde’ waarbij verschillende sprekers ideeën konden aandragen voor een voortzetting van de contacten en het starten van eventuele nieuwe initiatieven. Bij deze gelegenheid heb ik ook een korte presentatie gegeven van de plannen voor het NIMAR, alsmede een beschrijving van de huidige stand van zaken. Hierbij heb ik benadrukt dat het NIMAR kan fungeren als liaison of coördinatiepunt voor alle mogelijke vormen van samenwerking. Wie een idee heeft voor een gezamenlijk project, kan bij het NIMAR langskomen om hierover te praten en het minste wat men dan kan verwachten is dat er zal worden gezocht naar een partner aan de ‘andere kant’. Het instituut zal zich daarbij dienstbaar en ondersteunend opstellen. Ik heb samenvattingen in het Nederlands en het Arabisch verspreid waarin de aanwezigen kunnen lezen wat de plannen voor het instituut precies inhouden. Deze twee samenvattingen zijn ook op de website van het NIMAR te lezen.
Uit enkele berichten van het thuisfront heb ik begrepen dat vooral de activiteiten van het prinselijk paar de Nederlandse huiskamers hebben bereikt. De maandagochtend was de enige gelegenheid waarbij die activiteiten samenvielen met mijn activiteiten bij de opening van het congres. Wie watermanagement zegt denkt automatisch aan… onze kroonprins, dus kwam hij maandagochtend de show stelen. Gezien de hoeveelheid pers die hierbij aanwezig was kun je dat gerust zo stellen. Het werd een show met cameraploegen die door de zaal heen en weer liepen, minstens drie ploegen. Probeer dan je aandacht maar eens bij de spreker te houden, da’s niet eenvoudig.
Een andere constatering, die niets te maken heeft met de inhoud van dit alles: Alle Marokkaanse collega’s beschikken over een mobiele telefoon, net als wij natuurlijk. Alleen zetten wij onze telefoon uit of op trillen als we naar een vergadering of lezing gaan. Zo niet (de meesten van) onze Marokkaanse collega’s. Die laten hun telefoon gewoon overgaan. In een geval werd zelfs een spreker op het congres gestoord door zijn GSM die overging! En enkeling gaat zelfs zover om tijdens de lezing de telefonische oproep ook nog te beantwoorden.
Verder de ‘gewone’ zaken tijdens een congres: wisselende niveaus van presentaties, zowel qua inhoud als qua wijze van presenteren. Sessievoorzitters die hun taak (tijd bewaken) niet goed doen en de boel dus uit de hand laten lopen zodat iedereen aan het eind van de dag helemaal gaar is geworden. Powerpoint presentaties waarbij veel te veel tekst op de slides is gezet, of veel te veel kleurtoeters en animatiebellen. Maar dat was niet typisch voor dit congres, dat zie je altijd.
De wandelgangen, die waren voor mij op voorhand al als belangrijk bestempeld. Dan kom ik dus terug op de gesprekken met de collega’s en sommige hoogwaardigheidsbekleders. Die gesprekken hebben weer een aardige stapel nieuwe visitekaartjes opgeleverd. Dat is in elk geval een tastbaar resultaat van alle gesprekken. Dat geeft wel weer het probleem van het ordenen van die kaartjes. In welke categorie moet ik die of die persoon nu weer plaatsen? Ik heb o.a. de categorieën Marokkanen in Marokko, Marokkanen in Nederland, Nederlanders in Nederland, Nederlanders in Marokko, overige buitenlanders in Marokko etc. Een database zou wel zo handig zijn, maar een heidense klus om al die telefoonnummers, E-mail adressen etc. te gaan invoeren. Laat ik daar maar mee wachten tot er een secretaresse voor het instituut beschikbaar is.
Dan de gesprekken in de wandelgangen dus. Ik heb gesproken met de Nederlandse collega’s van andere universiteiten die graag met het NIMAR willen gaan samenwerken. Voor hen had ik de geruststellende boodschap dat het NIMAR er voor iedereen zal zijn en zeker niet alleen voor Nijmegen. En niet alleen voor de taalkundigen en arabisten, maar ook voor de sociaal wetenschappers. Die gesprekken zullen zeker thuis worden gecontinueerd. Verder waren er de gesprekken met Marokkaanse collega’s. Die variëren van ‘nogal vaag’ over samenwerking op het terrein van ‘iets met bewustwording over water’ tot heel concrete gesprekken over het geven van cursussen Nederlands aan een van de Marokkaanse universiteiten. Daarover ga ik snel met de Nederlandse Taalunie praten. Dan werd ik ook nog aangeklampt door diverse Marokkaanse studenten. Die willen ook wel ‘iets’ met Nederland. En als je weet dat minstens 80% van de Marokkaanse jongeren graag naar Europa zou vertrekken, is dat zeer begrijpelijk. Zeker als daar dan een Nederlander zit te verkondigen dat het NIMAR (o.a.) als taak krijgt om Marokkaanse studenten te werven voor het Nederlandse hoger onderwijs. Maar hun ideeën waren nog niet erg concreet. Hen heb ik geadviseerd om eerst te zorgen dat ze op een hoog niveau Engels beheersen, want met Frans en Arabisch kun je in Nederland niet veel als je een stage wilt of een (Engelstalige) master. Het gaat wel beter met de beheersing van het Engels in Marokko trouwens. Men ziet hier ook dat je je niet alleen op het Frans en op Frankrijk moet blijven richten.
De gesprekken met de Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders waren kort maar nuttig denk ik. De belangrijkste conclusie is voor mij dat iedereen op dat niveau bekend is met het NIMAR-plan. Dat lijkt ook logisch natuurlijk. Als de ene staatssecretaris in de Kamer en in de pers aankondigt dat er op korte termijn een instituut in Marokko zal komen, dan zouden de andere staatssecretarissen daarvan op de hoogte moeten zijn. En dat was dus gelukkig ook het geval. Ik heb wel benadrukt dat er naar mijn mening wat meer aandacht moet komen voor het uitdragen van de Nederlandse taal en cultuur in Marokko. Voor de andere buitenlandse instituten is dat zo ongeveer hun enige taak en wij zouden een vreemde eend in de bijt zijn als we daar nauwelijks iets aan zouden doen. Medy v.d. Laan stond hier volgens mij wel positief tegenover en verwees me (uiteraard) naar haar ambtenaren. En ook met een van de ambtenaren van Buitenlandse Zaken is de afspraak gemaakt dat we spoedig in Den Haag hierover verder spreken.
Vervolgens heb ik verschillende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van organisaties uit ‘het veld’. Daarmee bedoel ik de organisaties die de verschillende culturele activiteiten hebben georganiseerd of begeleid en andere organisaties die op een of andere manier bijdragen aan het verbeteren of onderhouden van de betrekkingen tussen Nederland en het buitenland. Met hen heb ik vooral gesproken over de rol die het NIMAR kan spelen bij het continueren van alle contacten en activiteiten die in dit feestjaar 2005 in gang zijn gezet. We moeten zien die ontwikkeling gaande te houden, daarover zijn we het allemaal eens.
Last but not least heb ik wat gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de pers. Dat varieerde van een ‘echt interview’ met de Groene Amsterdammer, tot de afspraak met diverse andere journalisten dat ik hen op de hoogte zal houden van de ontwikkelingen m.b.t. de oprichting van het NIMAR. De journaliste van de Groene wil iets schrijven over het brede kader van de samenwerking Nederland-Marokko, de effecten van het feestjaar en de vraag hoe dit alles gecontinueerd kan worden. Kortom, ze gaat de diepte in. De overige journalisten werken voor dagbladen of audio-visuele media, en kunnen beter iets doen bij de feitelijke oprichting of opening van het instituut.
Ten slotte wil ik ook via dit medium de bestuursleden van de Stichting Marokko-Nederland 400 jaar bedanken voor hun tomeloze inzet de afgelopen jaren. Zij hebben iets in gang gezet dat hopelijk zal worden voortgezet. En aan die voortzetting zal het NIMAR een wezenlijke bijdrage kunnen leveren. Zo kunnen de verschillende initiatieven leiden tot een gezamenlijk doel: verbetering van de contacten tussen Nederland en Marokko op diverse niveaus, en een verbetering van de beeldvorming over en weer.
Wordt vervolgd!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten